Abonneren  Inloggen

Zoek de Kleurziel van de consument

19 oktober 2022

Grafisch deskundige Jan Vroegop beziet het flitsende vakwerk van de huidige digitale beeldstudio’s die werken voor de grote voedselmerken en de designers. De snelheid en kwaliteit van nu is een gevolg van een eeuwen durende ontwikkeling in kleurenleer. In dit eerste deel van een tweeluik geeft hij een lesje kleurenleer met historisch perspectief; een aanloop naar de huidige digitale wereld.

Een vierhonderdjarig voedselstilleven dwingt respect af vanwege precisie, het gelijkende en verhalende karakter ervan. Zulke atelierproducties zijn opgevolgd door werk van digitale beeldstudio’s, die nu voedingsadverteerders en verpakkingsdesigners bedienen. Volgen verpakkingsontwerpers specifieke kleurtheorieën? Ze zijn toch meestal gebonden aan merk- en/of seizoenkleuren? Hun designs moeten daarmee -picturaal gezien- harmoniëren. Dit los van designers’ kleurgevoel in hun DNA plus opleiding. Maar om met kleurbeeldontwerp de consumentenbeleving te beïnvloeden, moet men zich in de ziel van de consument verplaatsen. Dat ligt in het vlak van ‘The psychology of Colour – How To Use It In Your Packaging Design’; een publicatie van www.packhelp.com.

Kleurenpaspoort

In de sfeer van kleurentheorieën en ‘de ziel van kleur, haakte Graficus Vakdag (voorloper van de Vakdag Print & Sign, red.) op 3 februari 2016 daarop in met Rob Meijers (www.colourtalks.nl) presentatie over ‘Het nieuwe kleurdenken’, plus een stand waar hij met kleurenatlas-voorbeelden het Color Passport kleursysteem uiteenzette. Via een zoekstructuur voor te bewerkstelligen emoties bij consumenten vindt het systeem een code die een kleur vertegenwoordigt. Omgekeerd zoeken kan ook: kleurnuances leiden tot bereikbare emoties. Zeg maar een systeem dat anno nu in de buurt komt van Goethe’s metafysische kleurentheorie uit 1810. Dat Color Passport-systeem stoelt op patent van de Belg Luc Van Renterghem. Inmiddels heet het Color Navigator, gevestigd in Antwerpen. Gebruikersreferenties liegen er niet om: Colruyt, Kodak, Uitgeverij Lannoo en industriële bedrijven in mode, retail, interieuraankleding en verfindustrie.

Johann Wolfgang von Goethe engraved vector portrait with ink contours. German writer and statesman.
Dit gegraveerde vectorportret verbeeldt Johann Wolfgang Goethe. Hij was een Duits wetenschapper, toneelschrijver, romanschrijver, filosoof, dichter, natuuronderzoeker en staatsman. In zijn metafysische kleurentheorie uit 1810 koppelde hij kleur aan emotie.

Michelangelo

Voedselafbeeldingen ontstonden toen mensen gingen illustreren op rotswanden en in steen hun leefwijzen uithakten. Tót Daguerre’s fotografie-uitvinding in 1839 was er veel handwerk voor schilderswerkplaatsen/ateliers. In die handwerksperiode werden de eerste kleurtheorieën geboren. Dus los van in (olie)verf op doek zetten van geënsceneerde stillevens (in benodigde kleuren) waren klassieke kunstenaars tóen, en zijn moderne ontwerpers nú, behept met ‘perfectionering van het plaatje’. Dit artikel toont voedselbeelden, zó verschillend van opvatting en techniek, dat je de maakperiode er uit kunt aflezen. Zo veranderde technologie de creativiteit. De klassieken beheersten weliswaar ‘trucjes’, maar men zocht naar basisregels voor kleurgebruik; meestal gevat in cirkels, respectievelijk diagrammen. Michelangelo ontwikkelde in 1508 het Sixtijnse kleurensysteem voor zijn fresco’s in die kapel, waar hij overigens nog groen aan toevoegde. Systematischer was de eerstbekende kleurencirkel uit 1611 van Finlands astronoom-priester Aron Sigfrid Forsius, die rood, blauw, groen en geel, met grijs van wit plus zwart, de vijf basismediaankleuren benoemde.

Felle aanval op Newton’s idee

In 1672 verschijnt Newton’s Colour Wheel; het eerste perceptuele kleurruimtemodel; fascinerend voor kunstenaars. Hij bewees dat alleen licht verantwoordelijk is voor kleur. Het meest bruikbare voor kunstenaars was zijn rangschikking van kleuren rondom een cirkel, waardoor de primaire kleuren van de schilder (rood, geel, blauw) tegenover hun complementaire kleuren stonden (bijvoorbeeld rood tegenover groen). Toenmalige kunstschilders (altijd binnenshuis werkend) zagen dat als een manier om optische contrasten in hun schilderijen te versterken, dankzij die complementaire kleureffectkennis. Latere impressionisten (vooral buiten in de natuur werkend) hadden het voordeel dat natuur àltijd logische contrasten biedt. Na verdere Engelse en Franse initiatieven publiceerde Goethe’s in 1810 zijn metafysische kleurentheorie; destijds bekend als felle aanval op Newton’s demonstratie dat wit licht een samenstelling is. Eén van Goethes meest radicale punten was een weerlegging van Newton’s ideeën over het kleurenspectrum. In plaats daarvan suggereerde hij dat duisternis een actief ingrediënt is in plaats van louter de passieve afwezigheid van licht. Goethe zag duisternis niet als de afwezigheid van licht, maar als een tegenpool die ermee in wisselwerking staat en de sensatie van kleur veroorzaakt.

Newton's Color Disc.  When the wheel is set in motion they blend together giving a simulation of white light.
In 1672 verscheen Newton’s Colour Wheel; het eerste perceptuele kleurruimtemodel. Isaac Newton was een Engelse natuurkundige, wiskundige, astronoom, natuurfilosoof, alchemist, officieel muntmeester en theoloog.

Bauhaus

1905 lanceert kunstacademie-professor Albert Munsell de voorloper van ons bekende CIElab-kleurruimtesysteem: Albert Munsell’s ‘3D Colour Wheel’. Dat definieert kleur in termen van ‘Hue’, ‘Value’ en ‘Chroma’. Kleurtonen definieerde hij in tien werkelijke kleuren, rood, blauw, groen, enz. Waarde werd gedefinieerd als lichtheid (10) of donkerte (0) van een kleur. Met Chroma definieerde hij hoe sterk of zwak een kleur is. Hij publiceerde ook een standaard kleurenatlas; het Munsell Color System. Dat verdeelde kleuren in op- en aflopende kleurvlakjes. Voordien was dat ondoenlijk. Van Munsell’s omzetting in een kleuratlas-principe profiteren vormgevers vandaag-de-dag nog steeds, zodra een kleurtint moet worden gespecificeerd in rasterpercentages. Ook na Munsell’s lancering wierpen kunstenaars hun kleurtheorieën op. De Bauhaus-docenten Paul Klee en Johannes Itten (beiden Zwitsers), gingen daar in voor. Itten’s 12-kleurenwiel uit 1921 gebruikt rood, geel en blauw als primaire kleuren. En daarnaast 3 secundaire kleuren (ontstaan door menging van 3 primaire kleuren) groen, oranje, violet en 6 tertiaire kleuren (waarbij een primaire kleur wordt gemengd met een secundaire kleur). Itten’s tertiaire kleuren zijn roodoranje, geeloranje, geelgroen, blauwgroen, blauwviolet en roodviolet. De primaire kleuren zijn op gelijke afstand van elkaar gepositioneerd en verbonden door een rozet van secundaire en tertiaire kleuren.

Vurige tonen

Klee’s ‘Pedagogisch schetsboek’ bevat een door hem ontwikkelde kleurencirkel; bedoeld als hulpmiddel voor kruisverwijzingen. Dit omdat het volgens Klee lastig was, gedurfde, vurige tonen van geel en paars samen in een kunstwerk te balanceren. Bauhausprofessor Wassily Kandinsky gaf daar kleurenseminars zoals “Einführung in die abstrakten Formelemente”. Tezelfdertijd schilderde hij primaire doeken zoals ‘Gelb - Rot - Blau’ in 1925. Kandinsky is ook bekend door zijn uitspraak “Keiner hat diese Farben wie ich”. De eerste moderne kleurendefiniëring komt van de Commission Internationale de l’Éclairage (CIE). In 1931 vastgelegd als het maximale bereik van de menselijke kleurwaarneming of gamma; het driedimensionale CIELab kleurruimtemodel; ook wel ‘De schoenzool’ genoemd (1976 vervangen door Standaard-CIE). Daarin zijn de a*- en b*-assen eigenlijk onbegrensd en kunnen meer dan plus of min 150 bedragen, om het menselijke gammabereik uit te drukken. Om praktische redenen pint software deze waarden meestal vast. Beschrijving gebeurt met hele getallen, als bereik van a* en b* −128 tot 127. Overigens is het een aanbeveling om de in marketingterminologie vaak geprezen ‘excellente kleurruimtevergrotingen’ van print- en drukinkten, ooit te gaan benoemen met CIELab-voorbeeldcijfers.

De eerste moderne kleurendefiniëring komt van de Commission Internationale de l’Éclairage (CIE). Hier rechts afgebeeld, naast de RGB (rood, groen, blauw) en de voor drukwerk veel toegepaste CMYK (cyaan, magenta, yellow en key, wat staat voor zwart). De CIE is in 1931 vastgelegd als het maximale bereik van de menselijke kleurwaarneming of gamma; het driedimensionale CIELab kleurruimtemodel.

Platte lithostenen

Hoewel voornoemde kleurruimtes aan de wieg stonden van onze huidige fullcolourdruk, volgden na Newton’s Colour Wheel (1672) tot nu, flinke innovaties. De eerstbekende stappen in fullcolourdruk stammen uit 1710, toen Jacob Christoff Le Blon in Amsterdam zijn eerste kleurenafdrukken maakte vanaf handmatig gesepareerde koperplaten, voor gele-, rode- en blauwe ininkting. Le Blon drukte zo zijn mezzotint-trichromatic prenten (met nogal wat registerproblematiek). In 1735 verhuisde hij naar Parijs, waar hij zijn trichromatic diepdrukproces demonstreerde aan een koninklijke commissie. Hij maakte verschillende reeksen (anatomische) prenten en verkocht die. De1794-1796 door Alois Senefelder ontwikkelde vlakke steendruk/lithografie bouwde kleurseparatie op, uitgaande van een contourtekening. Die vermenigvuldigde hij op evenveel platte lithostenen als hij verwachtte voor het aantal benodigde drukkleuren (tot 12 à 16 lithostenen voor een fullcolourdruk). Per drukkleur punteerden toenmalige lithografen beeldvlakken binnen die contouren op die geprepareerde vlakke stenen. Je kunt die toenmalige punteertechniek het beste vergelijken met de huidige rastering op drukplaten. Te verwachten kleurmenging op de papierafdruk was tóen een kwestie van inschatting door vakkennis en ervaring. Kleurmenging door rasters over elkaar te drukken was toen nog onbekend.


Dit is deel 1 van een tweeluik over kleurenleer. Het verscheen eerder in PRINTmatters 6. Deel 2 volgt binnenkort. PRINTmatters ook ontvangen? Neem een proefabonnement!